My soul is in the midst of lions; I lie down amid fiery beasts— the children of man, whose teeth are spears and arrows, whose tongues are sharp swords.
Mijn ziel is in het midden van leeuwen; Ik liggen te midden van vurige beesten —de kinderen van de mens, wiens tanden spears en pijlen zijn, waarvan tongen zijn scherpe zwaarden.
Mijn ziel is in het midden van leeuwen, ik liggen te midden van vurige beasts- de kinderen van de man, wiens tanden spiesen en pijlen zijn, wiens tongen zijn scherpe zwaarden.
Mijn ziel is in het midden van leeuwen; IK liggen te midden van fiery-beesten- kinderen van man, wiens tanden zijn speren en pijlen, wier tongen zijn scherpe zwaarden.